"Veertig jaar al houdt Kantclub De Beertjes het eeuwenoud ambacht ‘kantklossen’ in ere en kan de geïnteresseerde Beernemnaar er zich uitleven met klossen en draden. Ook het kantklossen binnen kantclub De Beertjes evolueerde mee met de tijd, en is van een ambacht uitgegroeid tot een echt kunst-ambacht, met heel wat ruimte voor originaliteit en creativiteit. Deze evolutie is ook te zien op deze rijke tentoonstelling!" , aldus schepen van cultuur Patricia Waerniers op de opening van de tentoonstelling n.a.v. de 40ste verjaardag van Kantclub De Beertjes.
40 jaar Kantclub De Beertjes!
Veertig jaar al kan de geïnteresseerde Beernemnaar zich uitleven met klossen en draden in Kantclub De Beertjes. De kantclub, die in 1979 werd opgericht door de KVLV (vzw Katholiek Vormingswerk voor Landelijke Vrouwen) en later in eigen beheer verdergezet (op initiatief van Maria-Madeleine Lemahieu), heeft al een lange weg afgelegd.
Zoals elke vereniging waren er de ups en de downs:
- er waren de vele demonstraties in onze regio maar ook in het buitenland,
- in de topperiode waren er niet minder dan 90 leden,
- er waren de tentoonstellingen ter gelegenheid van o.a. de 20ste verjaardag…
De Kantclub had diverse huisvestingen: op de zolder van het klooster, in St-Lutgart, in de conciergewoning 't Fort,…en nu in Mirte. Vijf jaar geleden werd een voorzitter gezocht. En toen engageerde José Cocquyt zich om die rol op te nemen. Er zijn nu ongeveer 30 leden.
De Kantclub viert dit jaar zijn 40ste verjaardag. Er is ook 1 lid die zelf al 40 jaar lid is, en er dus van in de beginnen bij is: Erna Lefevre uit St-Joris!
De geschiedenis van kantklossen
De geschiedenis van kant gaat terug tot in de vijftiende eeuw. Het is echter niet duidelijk of de roots in Vlaanderen of in Venetië lagen. Het vervaardigen van kantwerk is een eeuwenoud ambacht. De kantproductie en de kennis erover verspreidde zich over Europa en de wereld. Via overlevering van moeder op dochter werd de kennis en vaardigheid overgedragen van generatie op generatie.
Kantklossen om den brode
In de 19de eeuw kreeg het kantklossen in onze regio een belangrijke economische functie. Want in die tijd (19de eeuw, die in Vlaanderen zoveel armoede kende o.a. door de teloorgang van de traditionele linnennijverheid), waren vele vrouwen genoodzaakt om zich thuis dagelijks als kantwerkster uren te buigen over hun kantkussen. Met de opbrengst van hun werkjes konden ze het karige gezinsinkomen wat opdrijven.
Vaak moesten ook jonge meisjes, zelfs van in hun kinderjaren, de kantklosjes leren hanteren om mee voor het dagelijks brood van het gezin te helpen zorgen. In onze contreien werden toen overal spellewerk- of kantwerkscholen opgericht waar jonge meisjes het maken van kantwerk werd aangeleerd. De kantwerkscholen waren dus bedoeld als een middel om de gevolgen van de economische crisis, die in het midden van de negentiende eeuw vooral het Oost- en West-Vlaamse platteland trof, te verzachten. Jongeren genoten er onderwijs, leerden ‘een vak’ én droegen bij tot het gezinsinkomen.
In die kantwerkscholen bleek de combinatie van leren en werken een moeilijke evenwichtsoefening. In volle economische crisis - wanneer het voor arme gezinnen van wezenlijk belang was dat alle kinderen een inkomen verdienden - sloeg de balans door in de richting van 'werken'. De kinderen brachten veel tijd door in het kantatelier. ' Leren' kwam op de tweede plaats of soms zelfs helemaal niet aan bod. Een aantal leerlingen verliet de kantschool dan ook zo goed als ongeletterd.
Kantwerkscholen in onze gemeente
Ook hier bij ons waren verschillende kantwerkscholen: in Beernem vinden we een eerste spoor terug in 1846 met de spellewerkschool van Arnold Roets (Bloemendalestraat), en er was ook een kantschool in de wijk Drie Koningen (Wellingstraat). Ook in Oedelem, in Oostveld en in St-Joris was er een kantschool.
Niet alles was er rozengeur en maneschijn… In 1878 dreigden er problemen voor de kantwerkschool in Beernem want in een brief aan het gemeentebestuur beschuldigden ‘verschillende kooplieden van de gemeente’ de onderwijzeres dat zij ‘de kantwerkschool aanwakkert om voor vreemde kooplieden te werken tot schade van die van de gemeente en dat zij bijzonder goed de kinderen die voor vreemden werken onderricht, en de andere verwaarloost.”
Een onderzoek geleid door burgemeester Charles de Madrid die onverwacht de klassen bezocht en verschillende leerlingen afzonderlijk ondervroeg, wees uit dat de klacht ongegrond was. De leerlingen verklaarden zich tevreden over hun lerares die hun alle vrijheid gunde in de verkoop van hun kantwerk. Sommigen verkochten hun werk liever aan vreemden omdat zij inderdaad door hen soms meer betaald werden en vooral omdat zij dan in klinkende munt werden vergoed en niet in koopwaren. Bij dit onderzoek kwam echter aan het licht dat ‘veele leerlingen van de kantwerkschool gansch ongeleerd zijn’. Op de tien ondervraagden zijn er vier die volstrekt onwetend zijn.
(Uit Bos en Beverveld, 1972)
Van ambacht naar kunst-ambacht
Kantklossen was vele jaren lang, ook in onze regio, het privilege van duizenden anonieme kantwerksters en kinderen in de kantwerkscholen die er een schamele boterham mee verdienden, terwijl ze zich uitsloofden voor de elite.
Maar gelukkig heeft het kantklossen ondertussen een hele evolutie meegemaakt: kantklossen is stilaan zijn oubollig imago kwijt. Het routineuze 'band'-werk van weleer heeft plaatsgemaakt voor eigen, originele ontwerpen: kant-kunst-werken met een ziel. Kantklossen is vandaag een gerespecteerde kunstvorm, een zgn. kunst-ambacht.
Mooi aan de bijzonder rijke tentoonstelling van Kantclub De Beertjes is dat we die evolutie ook kunnen zien: nl. de oudere werken, die eerder met vaste patronen werden gemaakt… tot de huidige werken, die gemaakt zijn vanuit eigen, originele ontwerpen en creativiteit…
Op de opening van de receptie was er ook ruimte voor poëzie met leuke gedichten over 'kantklossen'. Marleen Vandewalle, lid van kantclub, maakte ook een gedicht over de Kantclub De Beertjes.
Commentaires